Dubbel bijzonder

Leerlingen met kenmerken van begaafdheid en kenmerken van leer- en/of gedragsproblemen noemen we "dubbel bijzonder". Meestal worden ze echter niet als zodanig (h)erkend...

Welke signalen zijn van belang om hen beter te begrijpen? Welke mogelijkheden zijn er om hen te begeleiden?

Verken binnen dit thema welke succesvolle strategieen kunnen bijdragen aan de optimale talentontwikkeling van deze bijzondere kinderen.

Meer informatie Minder informatie
VolgendOntvolgen

Redactie

Rekenproblemen

Leerlingen met kenmerken van begaafdheid en rekenproblemen

De term dyscalculie verwijst naar de aanwezigheid van rekenproblemen bij een persoon. Dyscalculie komt in verschillende vormen voor en 20 tot 30% van de leerlingen met dyscalculie heeft zowel rekenproblemen als leesproblemen, aldus Besnoy (2006).

Begaafde leerlingen met rekenproblemen hebben volgens hem vooral problemen met het mentaal organiseren van de in te zetten rekenprocedures. Ze hebben de neiging getallen te verwisselen en hebben moeite om de betekenis van rekensymbolen te onthouden. Tot slot hebben begaafde leerlingen nogal eens moeite met het automatiseren.

Begaafde leerlingen hebben daarom volgens Besnoy behoefte aan begeleiding die gericht is op het leren hanteren van basale rekenprocedures en het verbeteren van metacognitieve rekenvaardigheden, maar dit betekent niet dat ze geen complexe rekenopdrachten aan zouden kunnen. Ze hebben alleen strategieën nodig om de informatie mentaal te organiseren.

Het landelijk protocol dyscalculie heeft als doel richtlijnen en handvatten voor de praktijk te bieden om optimaal rekenwiskunde-onderwijs te kunnen ontwikkelen voor alle kinderen en jongeren in de leeftijd tot 14 jaar. Voor begaafde leerlingen met (een vermoeden van) dyscalculie blijkt het protocol in de praktijk echter minder adequaat. Het protocol beschrijft procedures en beslismomenten voor het tijdig signaleren, diagnosticeren en begeleiden van kinderen met ernstige reken- en wiskundeproblemen. Daarbij wordt bijvoorbeeld gesteld dat er drie keer een E-score gehaald moet worden voor er gesproken kan worden van dyscalculie. Begaafde leerlingen compenseren hun rekenproblemen voor het overgrote deel met hun goede intellectuele vermogens en halen daardoor vaak hogere scores dan die E-scores, terwijl er wel degelijk sprake is van dyscalculie. Men zou ook in dit geval dus niet zozeer moeten kijken naar de toetsresultaten, maar naar de wijze waarop een kind aan die score komt. Discrepantie tussen IQ-scores (indien beschikbaar) en dle-scores kunnen wel aanwijzingen geven, net als het welbekende 'Hier-klopt-iets-niet'-gevoel dat veel leerkrachten wel zullen herkennen en dat door hen vaak verwoord wordt als: "Ik weet dat hij het kan, maar het komt er niet uit."

Wanneer er bij een begaafde leerling een vermoeden is van rekenproblemen kan er sprake zijn van:

  • Algemeen
  • Moeite met tellen
  • Moeite met automatiseren
  • Moeite met rekeninzicht
  • Moeite met ruimtelijke oriëntatie
  • Moeite met het werkgeheugen
  • Moeite met het werktempo

Welke signalen zijn van belang om hen beter te begrijpen?
Welke mogelijkheden zijn er om hen te begeleiden?

Verken welke succesvolle strategieen kunnen bijdragen aan de optimale talentontwikkeling van deze leerlingen. Hierbij wordt uitgegaan van de aanpak van problemen volgens de stappen van het Handelingsgericht Werken (HGW).