Dubbel bijzonder

Leerlingen met kenmerken van begaafdheid en kenmerken van leer- en/of gedragsproblemen noemen we "dubbel bijzonder". Meestal worden ze echter niet als zodanig (h)erkend...

Welke signalen zijn van belang om hen beter te begrijpen? Welke mogelijkheden zijn er om hen te begeleiden?

Verken binnen dit thema welke succesvolle strategieen kunnen bijdragen aan de optimale talentontwikkeling van deze bijzondere kinderen.

Meer informatie Minder informatie
VolgendOntvolgen

Redactie

Voelen - Sensorische integratie

Begaafde leerlingen met problemen in de sensorische integratie kunnen moeite hebben met handelingen waarvan verondersteld wordt dat ze geautomatiseerd zijn (zoals schrijven).

Ook kunnen ze motorische onrust vertonen of lamlendig hangen. Dit komt vaak doordat het kind zijn lichaam niet kent. Er komt te weinig informatie, of er is een te lage spierspanning. Vaak zijn begaafden met twee dingen tegelijk bezig om wat meer balans te ervaren en hun lichaam beter te voelen (wippen op de stoel en luisteren naar de instructie).

Door te horen, te zien en te voelen, krijgen wij informatie uit de buitenwereld in ons lijf. De tast is daarbij het krachtigste instrument, om twee redenen:

  • De sensoren daarvan zitten over het hele lichaam en niet alleen in het hoofd
  • De buitenwereld heeft je al bereikt op het moment dat er iets wordt gevoeld. De ogen en oren kunnen de prikkel verwachten van afstand.

Het vestibulair systeem (evenwicht) geeft ons informatie over de stand en beweging van het hoofd ten opzichte van de zwaartekracht en ten opzichte van ons lijf. Het proprioceptorische systeem geeft informatie over de stand, beweging en diepe druk van het lichaam, evenals trillingen. Dit wordt over het hele lichaam waargenomen door druk en rek in spieren, pezen en gewrichten.

De informatie van deze zintuigen wordt meestal op een onderbewust niveau verwerkt. Dat betekent dat de informatie niet bewust wordt maar meteen in handelen wordt omgezet

Er zijn drie niveaus  waarop je lichaam kan reageren op informatie die het binnen krijgt via de zintuigen;

  • Onbewust (reflexmatig)
  • Onderbewust – handelingen die zijn geautomatiseerd door herhaald handelen
  • Bewust – hier vindt de aansturing plaats middels denkprocessen.

Begaafde kinderen maken veelal gebruik van het bewuste denken en ze zijn minder geneigd tot het herhalen van handelingen (‘ want  ik kan dat toch al’). Als gevolg hiervan worden veel handelingen niet  geautomatiseerd. Denk bijvoorbeeld aan schrijven.  De schrijfhandeling moet op onderbewust niveau plaatsvinden en de inhoud (dat wat je wilt schrijven) op bewust niveau. Is het schrijven echter niet geautomatiseerd dan moet de leerling beide processen bewust gaan aansturen wat altijd ten koste van een van de twee zal gaan.

Tip:

  • Indien er een vermoeden is van problemen in de sensorische integratie is het raadzaam om een onderzoek te laten doen door een bevoegde S.I. therapeut.

Indien bovenstaande aansluit bij uw bevindingen bij een specifieke leerling, verken dan de volgende vragen:

  1. Wat zie je bij de leerling?
  2. Wat heeft de leerling op dit moment nodig?
  3. Wat ga je doen?
  4. Hoe ga je het realiseren?

Observeer (opnieuw) de situatie en breng deze in kaart

Wat zie je bij de leerling?

  • Moeite met schrijven (langzaam, slecht leesbaar handschrift)
  • Moeite met aangeraakt worden
  • Overgevoelig voor bepaalde sensaties (labels in kleding, vingerverf)
  • Slappe lichaamshouding (onderuitgezakt zitten)
  • Lichamelijke onrust
  • etc

Analyseer na de fase van signaleren samen met leerling, ouders en andere betrokkenen het beeld van de situatie. Bepaal wat nodig is om de situatie te veranderen en benoem de onderwijsbehoeften van de leerling.

Wat heeft de leerling op dit moment nodig?

Het is belangrijk dat de leerling ervaart dat hij zelf invloed heeft op zijn eigen ontwikkeling. Hiervoor is het nodig dat de leerling zijn eigen kwaliteiten en uitdagingen (er)kent.

De leerling met problemen in de sensorische integratie heeft een leerkracht nodig die:

  • Observeert en de problemen in kaart brengt
  • In gesprek gaat met de leerling over hoe de leerling aanrakingen en prikkels vanuit zijn lijf ervaart en er mee omgaat
  • Zich kan verplaatsen in het kind en van daaruit aanpassingen kan doen in de onderwijsomgeving
  • Begrip heeft  voor de overgevoeligheid van de leerling
  • Rekening houdt met deze overgevoeligheid.
  • Bespreekt met ouders wat gezamenlijk gedaan kan worden
  • Respecteert dat sensorische prikkels afleiden en het leerproces kunnen beïnvloeden
  • Met de ouders in gesprek gaat over het inzetten van een bevoegde (sensomotorisch) therapeut om de problematiek goed in kaart te brengen en passend behandelaanbod te doen.
  • Steeds feedback geeft aan de leerling over zijn lichaamshouding.
  • De leerling weet te stimuleren om processen die geautomatiseerd moeten worden in een betekenisvolle situatie herhaald in te oefenen.

De leerling  met problemen in de sensorische integratie heeft medeleerlingen nodig die:

  • Elkaar accepteren en respecteren.
  • Met elkaar bespreken hoe iedereen rekening kan houden met elkaar.

Een leerling met problemen in de sensorische integratie heeft een onderwijsomgeving nodig:

  • Waarin ruimte is voor uitzonderingen waardoor noodzakelijke aanpassingen gedaan kunnen worden.
  • Waar duidelijke regels gelden.
  • Bij automatiseringsprocessen een beroep doet op het onderbewuste doordat er op bewust niveau een andere prestatie geleverd moet worden (denk aan het herhaald schrijven van een letter terwijl je een liedje zingt).

Een leerling met problemen in de sensorische integratie heeft onderwijsmateriaal nodig dat:

  • Ondersteunend kan werken bij de sensorische behoefte van de leerling.
  • De leerling helpt om beter om te gaan met zijn sensorische prikkelverwerking
  • De leerling helpt om zich te richten op de leerstof.

Wat ga je doen? 

Hoe ga je het realiseren?