Primair onderwijs

Verrijkend onderwijs spreekt talenten aan en doet recht aan verschillen.

Dit vraagt om onderwijsprofessionals die vanuit een rijke leeromgeving doelgericht  kunnen inspelen op de capaciteiten, interesses en behoeften van alle leerlingen. Om dit te realiseren zijn schoolbrede onderwijsaanpassingen noodzakelijk die ook ruimte bieden om in te spelen op individuele ontwikkelingsbehoeften.

Visie, draagvlak, deskundigheid en faciliteiten van de school vormen hiervoor de basis.

 

.

Meer informatie Minder informatie
VolgendOntvolgen

Redactie

Compacten

De term ‘compacten’ verwijst naar het indikken van de reguliere lesstof waarbij de stof beperkt wordt tot de essenties. Het compacten is bedoeld voor de snel lerende leerlingen, die minder instructie, oefening en herhaling nodig hebben om de reguliere lesstof te beheersen.

Door het indikken wordt structureel tijd gecreëerd voor leerstof die verrijkend is voor de leerling. Op deze manier komt de verrijkingsstof dus in plaats van een deel van de reguliere stof en wordt het niet als extra werk, maar als ander werk aangeboden. Compacten en verrijken zijn dan ook onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Het percentage leerlingen dat in aanmerking komt voor compacten en verrijken binnen een bepaald vakgebied, is gemiddeld ongeveer 20-30% van alle leerlingen. Sommige leerlingen blinken uit op één gebied, andere leerlingen op meerdere gebieden. Uitgaand van het reguliere aanbod geldt dat de totale groep leerlingen, waarvoor structureel verrijking nodig is op één of meerdere vakgebieden, gemiddeld ongeveer 30-40% van alle leerlingen betreft. Afhankelijk van de schoolpopulatie of groepssamenstelling kan dit variëren van 10% tot 100% van de leerlingen binnen een school / groep.

Compacten van taal

Compacten Taal Om recht te doen aan de mogelijkheden en behoeften van leerlingen met een snel leervermogen heeft SLO – in samenwerking met uitgevers, leerkrachten en vakexperts -  in het verleden acht taalmethoden gecompact. De compactingprogramma's zijn uitgewerkt in routeboekjes, zodat de kinderen per les zien wat ze moeten doen en wat ze mogen overslaan.Deze routeboekjes dienden als richtlijnen.

De leerkracht beslist uiteindelijk – in overleg met de leerling – of hij/zij hiervan af wil wijken door meer of minder te schrappen. 

Richtlijen voor het compacten van taal

Wat schrappen?

  • Schrap 50% tot 75% van de oefenstof
  • Schrap 75% tot 100% van herhaling
  • Schrap verrijkingsstof die meer van hetzelfde biedt

Wat wel aanbieden?

Richtlijn voor taal Toelichting
Introductie van een nieuw thema Aan de eerste les van een nieuw thema, waarin meestal een verhaal (ankerverhaal) aan bod komt, wordt altijd meegedaan. Dit verhaal leidt het thema in, maakt de woordenschat rond dit thema actief en biedt aanknopingspunten tot opdrachten waarin samenwerkend leren en interactief taalonderwijs centraal staan.
Verkorte instructie (of geen instructie)  
Belangrijke leerstappen in de leerlijn (nieuwe leerstof)

Er wordt expliciet rekening gehouden met de leerlijnen spreken/luisteren (veel praktische oefeningen) en formele taalbeschouwing (als een begrip voor het eerst aan bod komt, doet de begaafde leerling mee).

Ontdek- en onderzoeksactiviteiten  
Verrijkingsstof die wezenlijk moeilijker is (open opdrachten) De uitloopopdrachten in de methode die bedoeld zijn voor tempodifferentiatie worden alleen aangeboden als het om opdrachten gaat met een hogere moeilijkheidsgraad.
Betekenisvolle taalactiviteiten (variatie in informatiebronnen) Opdrachten gericht op generalisatie en transfer (toepassingsopdrachten) zijn zinvol.
Taalactiviteiten die gericht zijn op metacognitieve vaardigheden Alle reflectieve activiteiten worden aangeboden.

Overige overwegingen

Houd, naast de hiervoor genoemde richtlijnen, ook rekening met niet vakinhoudelijke overwegingen zoals organisatorische (een leerling moet niet steeds van zijn werk gehaald worden om weer even mee te moeten doen), pedagogische of onderwijskundige overwegingen: het is goed mee te doen aan activiteiten die samen uitgevoerd worden, omdat samenwerken ook belangrijk is voor deze leerlingen.

Compacten en verrijken van taal

Naast de handleiding en routeboekjes wordt een implementatiepakket opgeleverd met tips voor de organisatie en invoering van het compactingstraject in de groep en in de school, inclusief suggesties voor verrijking van de taallessen. 

Het implementatiepakket compacten van taal is bedoeld voor interne en externe begeleiders die een team tijdens één of meerdere bijeenkomsten willen voorbereiden op het werken met het compactingpakket voor taal. Dit pakket bestaat uit een korte handleiding met opdrachten en informatie een daarbij horende Powerpointpresentatie en een overzicht met verrijkingsmaterialen.

Rekenen compacten

Ook van diverse rekenmethodes zijn routeboekjes gemaakt. Deze routeboekjes sluiten niet aan bij de rekenmethodes die vanaf 2009 op de markt zijn gekomen. Maar de uitgevers hebben aangegeven dat ze in alle rekenmethodes nu zelf compactingslijnen hebben opgenomen! Indien jezelf met het compacten van rekenen aan de slag wil. De volgende compactingrichtlijnen heeft SLO gehanteerd.

Leerlingen met een snel leervermogen, waaronder begaafde leerlingen, hebben vaak veel minder uitleg, oefening en herhaling nodig dan de rekenmethode aanbiedt. Voor hen kan best het één en ander geschrapt worden. Daarom heeft SLO richtlijnen ontwikkeld voor het compacten van de reken-wiskundemethode voor deze leerlingen. Op basis van deze richtlijnen zijn de compactingprogramma's geschreven. Hieronder staan de richtlijnen opgesomd.

Wat wel aanbieden?

  • Belangrijke stappen in het leerproces
  • Overgang naar formele notaties
  • Reflectieve activiteiten
  • Belangrijke strategieën en werkwijzen
  • Constructieve/ontdekactiviteiten
  • Verrijkingsstof die wezenlijk moeilijker is
  • Activiteiten op tempo
  • Introductie van een nieuw thema

Wat schrappen?

  • 50% tot 75% van de oefenstof
  • 75% tot 100% van herhaling
  • Verrijkingsstof die meer van hetzelfde biedt

Overige overwegingen
Bij het maken van een compactingprogramma volgens de richtlijnen spelen ook andere belangrijke, niet vakinhoudelijke overwegingen mee die bepalen of iets al dan niet geschrapt wordt. Bijvoorbeeld overwegingen rond de organisatie (een leerling moet niet steeds van zijn werk gehaald worden om weer even mee te moeten doen) of pedagogische of onderwijskundige overwegingen: het is goed mee te doen aan activiteiten die samen uitgevoerd worden, omdat samenwerken ook belangrijk is voor deze leerlingen. Soms zijn overwegingen louter praktisch van aard: het is niet altijd handig een bepaald percentage opgaven weg te strepen, door het beperkte aantal of door de vele verschillende typen sommen in een opgave. Het is goed om dergelijke overwegingen te betrekken in het compacten. Dit maakt het compactingprogramma juist bruikbaar in de praktijk.

Per vakgebied komt gemiddeld zo'n 20-30% van de leerlingen in meer of mindere mate in aanmerking voor het compacten van de reguliere lesstof. Onderstaande richtlijnen bieden een aantal aanknopingspunten om te bepalen voor welke leerlingen dit het geval zou kunnen zijn.

Selectie van leerlingen

  • Selecteer de leerlingen die in aanmerking kunnen komen voor het werken met het compactingprogramma. Dit zijn leerlingen die de methodegebonden toetsen doorgaans goed maken (80% of meer goed van elke opgave) en / of een A-score of hoge B-score halen op de toetsen Rekenen-Wiskunde van het Leerlingvolgsysteem van de CITO-groep.
  • Neem, voorafgaande aan het blok, de methodegebonden toets af van dat blok en (eventueel ook) van het volgende blok. Leerlingen die (bijna) alle opgaven voor minimaal 80% goed maken volgen het compactingprogramma. Blijkt dat leerlingen steeds in aanmerking komen voor dit programma, dan hoeft u de toetsen niet meer vooraf af te nemen, maar laat u hen het hele jaar verder het compactingprogramma volgen. Ze maken de toetsen vervolgens op hetzelfde moment als de overige leerlingen.
  • Geef de kinderen zelf ook verantwoordelijkheid in de keuze van wat ze meedoen / maken en hoe lang/hoeveel.

Leerlingen met een snel leervermogen, waaronder begaafde leerlingen, hebben vaak veel minder uitleg, oefening en herhaling nodig dan een reguliere lesmethode aanbiedt. Deze leerlingen kunnen wel 2-5x zo snel leren dan gemiddeld. Voor hen kan daarom best het één en ander geschrapt worden. SLO heeft hiervoor onderstaande richtlijnen ontwikkeld en deze uitgewerkt in compactingprogramma's bij reken-en taalmethodes.

Wat wel aanbieden?

Richtlijn Toelichting
Verkorte instructie (of geen instructie) Leerlingen die snel leren slaan vaak stappen over en denken zelf verder door. Hierdoor kan de instructie verkort worden, of zelfs overgeslagen worden, wanneer blijkt dat de leerling het al lang begrepen heeft
Introductie van een nieuw thema Aan de eerste les van een nieuw thema, wordt in principe altijd meegedaan. De introductie (bijvoorbeeld door middel van een ankerverhaal bij taal) leidt het thema in en maakt de relevante begrippen rond dit thema actief. Het biedt aanknopingspunten tot opdrachten waarin samenwerkend leren en interactief onderwijs centraal staan.
Belangrijke leerstappen in de leerlijn (nieuwe leerstof) Houdt expliciet rekening met de leerlijnen geldend voor een specifiek domein (bijvoorbeel formele beschouwing bij taal of overgangen naar formele notaties bij rekenen). Als een begrip/notatiewijze voor het eerst aan bod komt, doet de leerling mee.
Verrijkingsstof die wezenlijk moeilijker is (open opdrachten) De uitloopopdrachten in de methode die bedoeld zijn voor tempodifferentiatie worden alleen aangeboden als het om opdrachten gaat met een hogere moeilijkheidsgraad.
Activiteiten op tempo Wanneer een activiteit als doel heeft om het tempo waarmee een taak of opdracht kan worden uitgevoerd te vergroten, dan is het ook voor snel lerende leerlingen relevant om dit te trainen en te blijven onderhouden. Om het voor de leelring uitdagend te houden, zijn verschillende spelvormen gericht op het trainen van dergelijke vaardigheden vaak heel geschikt.
Betekenisvolle activiteiten Opdrachten gericht op generalisatie en transfer (toepassingsopdrachten) zijn zinvol. Dit geldt bijvoorbeeld voor constructieve, ontdek- en onderzoeksactiviteiten.
Activiteiten gericht op metacognitieve vaardigheden Belangrijke strategieën en werkwijzen worden aangeboden. Ook alle reflectieve activiteiten worden aangeboden.

 

Wat schrappen?

Richtlijn Toelichting
50% tot 75% van de oefenstof Bij oefenstof gaat het om activiteiten die aansluiten op lessen waarin een nieuwe stap in het leerproces is aangeboden. Vaak wordt die stof in het lopende (en het volgende) blok regelmatig geoefend en vervolgens in dat (of het volgende) blok getoetst. Leerlingen die de stof beheersen, hebben weinig extra oefening nodig. We adviseren niet om de oefenstof helemaal over te slaan, maar om deze voor 50% tot 75% te schrappen.
75% tot 100% van herhaling Onder herhalingsstof verstaan we stof die reeds een of meer keren getoetst is en toch nog af en toe weer aangeboden wordt om de kennis en vaardigheid van leerlingen te 'onderhouden'. (Hoog)begaafde leerlingen hebben die herhaling niet nodig. Echter, soms is enige herhaling niet erg. In nieuwe toepassingsopgaven bijvoorbeeld, die de leerlingen wél maken, herhalen ze impliciet bekende stof.
Verrijkingsstof die meer van hetzelfde biedt Alle methoden bieden verrijkingsstof voor leerlingen die eerder klaar zijn en/of kinderen die meer aankunnen. Deze stof is echter niet altijd moeilijker of uitdagender. Soms is het meer van hetzelfde, soms is het iets anders, maar niet moeilijker. Bij opgaven die niet wezenlijk moeilijker zijn, geven we de suggestie om die over te slaan. Is bekend dat leerlingen bepaalde opgaven heel leuk vinden, dan geven we vaak aan dat ze zelfkunnen kiezen of ze de opgave al dan niet maken. Remediërende opdrachten (R) worden standaard niet door de (hoog)begaafde leerlingen gemaakt, de verrijkingsopdrachten (V) alleen als ze voldoen aan de criteria.

Overige overwegingen
Bij het compacten volgens de richtlijnen spelen ook andere belangrijke, niet vakinhoudelijke overwegingen mee die bepalen of iets al dan niet geschrapt wordt. Bijvoorbeeld overwegingen rond de organisatie (een leerling moet niet steeds van zijn werk gehaald worden om weer even mee te moeten doen) of pedagogische of onderwijskundige overwegingen: het is goed mee te doen aan activiteiten die samen uitgevoerd worden, omdat samenwerken ook belangrijk is voor deze leerlingen. Soms zijn overwegingen louter praktisch van aard. Het is goed om dergelijke overwegingen te betrekken in het compacten om het bruikbaar te maken in de praktijk.