Dubbel bijzonder

Leerlingen met kenmerken van begaafdheid en kenmerken van leer- en/of gedragsproblemen noemen we "dubbel bijzonder". Meestal worden ze echter niet als zodanig (h)erkend...

Welke signalen zijn van belang om hen beter te begrijpen? Welke mogelijkheden zijn er om hen te begeleiden?

Verken binnen dit thema welke succesvolle strategieen kunnen bijdragen aan de optimale talentontwikkeling van deze bijzondere kinderen.

Meer informatie Minder informatie
VolgendOntvolgen

Redactie

Problemen met zelfstandig werken

Bij het zelfstandige werken kunnen er op meerdere momenten problemen ontstaan.

  • Problemen bij het opstarten.
  • Problemen bij het doorwerken.
  • Traag werktempo
  • Problemen bij het stoppen.

Het kan zijn dat de (hoog)begaafde leerling moeite heeft met opstarten of doorwerken doordat er sprake is van concentratieproblemen.

Er zijn (hoog)begaafde leerlingen die als leerstrategie hebben dat ze eerst het probleem van alle kanten willen bekijken. Ze leren door te puzzelen en te combineren. Hierdoor kan het gebeuren dat ze moeite hebben met opstarten.

Als de (hoog)begaafde leerling onvoldoende voorkennis geactiveerd heeft en/of onvoldoende kennis heeft opgepikt uit de instructie kan het zijn dat er op het moment van de zelfstandige verwerking handelingsverlegenheid optreedt. Dit kan direct bij de start van de verwerking optreden maar ook later in het proces.

Een traag werktempo kan veroorzaakt worden doordat bepaalde processen bij de (hoog)begaafde leerling nog niet voldoende geautomatiseerd zijn. (Hoog)begaafde kinderen maken veelal gebruik van het bewuste denken en ze zijn minder geneigd tot het herhalen van handelingen (‘ want  ik kan dat toch al’). Als gevolg hiervan worden veel handelingen niet  geautomatiseerd. Denk bijvoorbeeld aan schrijven.  De schrijfhandeling moet op onderbewust niveau plaatsvinden en de inhoud (dat wat je wilt schrijven) op bewust niveau. Is het schrijven echter niet geautomatiseerd dan moet de leerling beide processen bewust gaan aansturen wat altijd ten koste van een van de twee zal gaan (zie: zintuiglijke problemen/sensorische integratie)

Problemen met het stoppen kan optreden als de leerling hoge eisen aan zichzelf stelt en daardoor eigenlijk nooit tevreden is met het resultaat (mogelijk als gevolg van faalangst).

Indien bovenstaande aansluit bij uw bevindingen bij een specifieke leerling, verken dan de volgende vragen:

  1. Wat zie je bij de leerling?
  2. Wat heeft de leerling op dit moment nodig?
  3. Wat ga je doen?
  4. Hoe ga je het realiseren?

Observeer (opnieuw) de situatie en breng deze in kaart

Wat zie je bij de leerling?

  • Niet starten met de opdracht
  • Niet lezen van de instructie
  • Zelf bepalen hoe de opdracht verwerkt moet worden
  • Moeite met doorwerken
  • Moeite met stoppen met werken
  • Traag werktempo
  • Concentratieproblemen
  • Lichamelijke onrust
  • Dagdromen
  • Door de klas lopen

Tips:

  • Observeer het gedrag van de leerling en breng de problemen in kaart.
  • Maak mogelijk gebruik van observatielijsten m.b.t. werkhouding.
  • Bepaal welke leerstrategie bij de leerling past.

Analyseer na de fase van signaleren samen met leerling, ouders en andere betrokkenen het beeld van de situatie. Bepaal wat nodig is om de situatie te veranderen en benoem de onderwijsbehoeften van de leerling.

Wat heeft de leerling op dit moment nodig?

Het is belangrijk dat de leerling ervaart dat hij zelf invloed heeft op zijn eigen ontwikkeling. Hiervoor is het nodig dat de leerling zijn eigen kwaliteiten en uitdagingen (er)kent.

 

Een leerling met problemen bij het zelfstandig werken heeft een leerkracht nodig die:

  • Observeert wat de oorzaak is van de problemen bij het zelfstandig werken en hoe deze zich uiten.
  • In gesprek gaat met de leerling over welke factoren meespelen in het wel of niet zelfstandig kunnen werken.
  • Zich verdiept in welke leerstrategie bij de leerling past.
  • Een rustig en veilig klassenklimaat kan bieden.
  • Duidelijk en gestructureerd is.
  • Zorgt dat de leerstof aansluit bij het niveau en de interesse van de leerling.
  • Zich kan verplaatsen in het kind en van daaruit aanpassingen kan doen in de onderwijsomgeving of in het materiaal
  • Bespreekt met ouders wat gezamenlijk gedaan kan worden.

Een leerling met problemen bij het zelfstandig werken heeft medeleerlingen nodig die:

  • Rustig kunnen werken
  • Hulp kunnen bieden als de leerling dat nodig heeft.

Een leerling met problemen bij het zelfstandig werken heeft een onderwijsomgeving nodig die:

  • Duidelijk en gestructureerd is. Waarbij er rekening gehouden wordt met de grootte van de denkstappen.

Een leerling met problemen bij het zelfstandig werken heeft onderwijsmateriaal nodig dat:

  • Duidelijk en gestructureerd is.
  • Aansluit bij het niveau en de interesse van de leerling.

Wat ga je doen? 

Hoe ga je het realiseren?