Dubbel bijzonder

Leerlingen met kenmerken van begaafdheid en kenmerken van leer- en/of gedragsproblemen noemen we "dubbel bijzonder". Meestal worden ze echter niet als zodanig (h)erkend...

Welke signalen zijn van belang om hen beter te begrijpen? Welke mogelijkheden zijn er om hen te begeleiden?

Verken binnen dit thema welke succesvolle strategieen kunnen bijdragen aan de optimale talentontwikkeling van deze bijzondere kinderen.

Meer informatie Minder informatie
VolgendOntvolgen

Redactie

Weinig tot geen oogcontact

Geen oogcontact maken kan verschillende redenen hebben. Het kan zijn dat de begaafde leerling met sociale problemen het maken van oogcontact als onprettig ervaart. Indien een leerling zeer gevoelig is voor visuele prikkels kan het zijn dat het aangaan van oogcontact een overprikkeling bij hem veroorzaakt. Door deze overprikkeling is hij niet meer in staat zich te richten op andere zaken zoals het voeren van een gesprek.

Behalve dat leerlingen deze ongeschreven regel niet altijd begrijpen kan het ook te maken hebben met:

  • in gedachten zijn
  • in zichzelf gekeerd zijn terwijl ze nadenkend iets vertellen.
  • sommige kinderen zijn verlegen of worden nerveus als ze langere tijd iemand aan moeten kijken.

Indien bovenstaande aansluit bij uw bevindingen bij een specifieke leerling, verken dan de volgende vragen:

  1. Wat zie je bij de leerling?
  2. Wat heeft de leerling op dit moment nodig?
  3. Wat ga je doen?
  4. Hoe ga je het realiseren?

Observeer (opnieuw) de situatie en breng deze in kaart

Wat zie je bij de leerling?

  • In gedachten zijn
  • In zichzelf gekeerd zijn terwijl ze nadenkend iets vertellen.
  • Sommige kinderen zijn verlegen of worden nerveus als ze langere tijd iemand aan moeten kijken.
  • Hoofd en/of lijf afgewend houden in een gesprek
  • Naar beneden kijken
  • Onrustige blik (ogen schieten heen en weer)
  • etc.

 Analyseer na de fase van signaleren samen met leerling, ouders en andere betrokkenen het beeld van de situatie. Bepaal wat nodig is om de situatie te veranderen en benoem de onderwijsbehoeften van de leerling.

Wat heeft de leerling op dit moment nodig?

Het is belangrijk dat de leerling ervaart dat hij zelf invloed heeft op zijn eigen ontwikkeling. Hiervoor is het nodig dat de leerling zijn eigen kwaliteiten en uitdagingen (er)kent.

De leerling die weinig tot geen oogcontact maakt heeft een leerkracht nodig die:

  • Begrijpt dat de leerling hier moeite mee heeft.
  • In staat is bewust in het gezichtsveld van de leerling te gaan staan, zonder expliciet te vragen om oogcontact
  • In staat is te benoemen voor de leerling welk gedrag gewenst is in die situatie
  • In staat is te benoemen wat het effect is van het wel/niet oogcontact maken in een bepaalde situatie.

De leerling die weinig tot geen oogcontact maakt heeft medeleerlingen nodig die:

  • Weten dat de betrokkenheid van de leerling niet afhangt van de mate waarin hij oogcontact maakt
  • Zijn gedrag kunnen accepteren.

Een leerling die weinig tot geen oogcontact maakt heeft een onderwijsomgeving nodig die:

  • Uitdaagt, prikkelt en boeit zodat de aandacht hierop gericht raakt.

Een leerling die weinig tot geen oogcontact maakt heeft onderwijsmateriaal nodig dat:

  • De samenwerking met andere leerlingen stimuleert.
  • Sociale vaardigheden stimuleert zoals het aangaan van oogcontact.

Wat ga je doen? 

Hoe ga je het realiseren?