Dubbel bijzonder

Leerlingen met kenmerken van begaafdheid en kenmerken van leer- en/of gedragsproblemen noemen we "dubbel bijzonder". Meestal worden ze echter niet als zodanig (h)erkend...

Welke signalen zijn van belang om hen beter te begrijpen? Welke mogelijkheden zijn er om hen te begeleiden?

Verken binnen dit thema welke succesvolle strategieen kunnen bijdragen aan de optimale talentontwikkeling van deze bijzondere kinderen.

Meer informatie Minder informatie
VolgendOntvolgen

Redactie

Faalangst

Begaafde leerlingen kunnen faalangstig zijn, omdat ze hoge verwachtingen van zichzelf hebben of omdat ze denken dat de omgeving dat heeft. Hierdoor vinden vinden ze van zichzelf dat ze overal het eerste, snelste en beste in moeten zijn. Dit leidt tot spanning en angst om te falen.

De symptomen die horen bij faalangst kunnen heel divers zijn; van zweten of trillen tot het veel later beginnen met de verwerking of veel vragen stellen.

Faalangst kan ook ontstaan doordat een begaafde leerling lange tijd onder gestimuleerd is geweest en daardoor niet geleerd heeft om inspanning te moeten leveren voor een taak. De leerling heeft niet geleerd dat het maken van fouten hoort bij het leerproces. Wordt de leerling dan met een moeilijke taak geconfronteerd dan kan dit leiden tot faalangst.

Indien bovenstaande aansluit bij uw bevindingen bij een specifieke leerling, verken dan de volgende vragen:

  1. Wat zie je bij de leerling?
  2. Wat heeft de leerling  op dit moment nodig?
  3. Wat ga je doen?
  4. Hoe ga je het realiseren?

Observeer (opnieuw) de situatie en breng deze in kaart

Wat zie je bij de leerling?

  • Zweten
  • Trillen
  • Veel vragen stellen
  • Later beginnen aan een taak (uitstelgedrag)
  • Onderpresteren
  • Extern attribueren van succes
  • Intern attribueren van falen
  • etc.

Tips:

  • Breng alle kenmerken in kaart die je relateert aan faalangst bij dit kind.
  • Lees het boek Kinderen en ... faalangst (Bokhove - van Wensveen, 2006) om de symptomen van faalangst te herkennen
  • Vul de kenmerkenlijst van faalangst in uit het boek Kinderen en... faalangst (bijlage 1)
  • Maak gebruik van de signaleringslijst ‘omgaan met faalangst’ (van Sonderen, 1998).
  • De CBSK (competentie belevingsschaal voor kinderen tussen 8 en 12) kan ook gebruikt worden om beter zicht te krijgen op de competentiebeleving van de leerling. Let op: Dit instrument kan alleen door een bevoegd deskundige worden afgenomen.

Analyseer na de fase van signaleren samen met leerling, ouders en andere betrokkenen het beeld van de situatie. Bepaal wat nodig is om de situatie te veranderen en benoem de onderwijsbehoeften van de leerling.

Wat heeft de leerling op dit moment nodig?

Het is belangrijk dat de leerling ervaart dat hij zelf invloed heeft op zijn eigen ontwikkeling. Hiervoor is het nodig dat de leerling zijn eigen kwaliteiten en uitdagingen (er)kent.

De leerling met faalangst heeft een leerkracht nodig die:

  • De faalangst erkent en accepteert
  • De faalangst van de leerling serieus neemt
  • De leerling helpt om realistische doelen te stellen
  • De leerling helpt om zijn successen en mislukkingen op de juiste manier toe te schrijven.
  • De leerling helpt om positief te leren denken.
  • De leerling leert dat fouten maken mag en zelfs een essentieel onderdeel uitmaakt van het leerproces.
  • De leerling zelf verantwoordelijkheid geeft.
  • Het zelfvertrouwen van de leerling stimuleert.
  • Positieve feedback geeft.
  • Inhoudelijke complimenten geeft.
  • Overleg heeft met de ouders omtrent de verwachtingen van de leerling

De leerling met faalangst heeft medeleerlingen nodig die:

  • De leerling helpen om positief te leren denken.
  • De leerling accepteren zoals hij is.
  • Elkaar waarderen en respecteren.
  • Eerlijke feedback kunnen en durven geven.

De leerling met faalangst heeft een onderwijsomgeving nodig die:

  • Duidelijk en gestructureerd is zodat de leerling weet wat er van hem verwacht wordt.
  • Uitdagend is en qua niveau goed aansluit bij de capaciteiten van de leerling.

De leerling met faalangst heeft onderwijsmateriaal nodig dat:

  • Zelf controlerend is
  • Uitdagend is en qua niveau goed aansluit bij de capaciteiten van de leerling.

Wat ga je doen? 

Hoe ga je het realiseren?

 

Gerelateerde items

 Bokhove - van Wensveen, N. (2006). Kinderen en... faalangst. Kwintessens.